Een Barre Tocht naar de Dageraad
Annemieke Woudt
“Leo Lichtenberg schildert met ‘Een barre tocht naar de dageraad’ het kleurige portret van een jongen die opgroeit in een kinderrijk gezin in Zaandam. Hoofdpersoon Luuk wordt als jongetje vaak vernederd door zijn opvliegende, alcoholistische vader. Op zijn vijftiende wordt hij het huis uit gestuurd om te gaan varen. Op zee, in de havens en daarna over land reizend naar ‘Ver’ blijft hij snakken naar de liefde die zijn moeder hem niet heeft kunnen geven. Het is met recht een barre tocht, die hem uiteindelijk doet belanden in de psychiatrie, de anti-psychiatrie eigenlijk, want in het verhaal zijn we inmiddels in de jaren zeventig.
De schrijver spaart zijn hoofdpersoon niet. Uit de soms barokke zinnen en originele vergelijkingen komt een beeld naar voren van een gevoelige jongen die in wanhoop om zich heen kan slaan en zijn pijn verdooft met alcohol en drugs. Tegelijkertijd is het verhaal warm van toon. Hoe beroerd Luuk er soms ook aan toe is, hij blijkt een ware overlever en een trouwe vriend – want de vriendschap loopt door het verhaal als een draad van houvast. Langzamerhand komt Luuk meer tot zichzelf.
Het boek geeft een treffend tijdsbeeld van de jaren vijftig, zestig en zeventig van de vorige eeuw, met een inkijkje in de therapeutische gemeenschap Rijnland in Santpoort en de Zaanse kunstenaarskringen. Vlot verteld, bij tijden hartverscheurend. Boeiend van begin tot eind.”
Ed Visser
Caroly van Oostende
“Inktzwart, die jaren vijftig. ’s Morgens vroeg trok de klompenbrigade naar de fabrieken die rijkelijk langs de Zaan troonden.” Zo begint Een barre tocht met een zeer visuele beschrijving van een maatschappelijk tijdsgewricht, dat doorgaat tot ver in de jaren zeventig. In zinderende taal weet Lichteberg een compleet beeld op te roepen van het leven van een jochie uit een armlastig arbeidersmilieu dat zich met veel overgave weet te ontworstelen aan deze achtergrond. Die overgave is complex: drank, drugs, maar ook poëzie en literatuur. En dit alles met veel humor en een taalgebruik dat doet denken aan Bredero met zijn vermakelijke kluchten over Amsterdamse volkstypes.Deze hoofdpersoon, Luuk maakt alles mee in zijn zoektocht naar liefde en vrijheid. Op de grote vaart raakt hij in vele burlesque situaties verzeild. Maar weer thuis krijgt hij toch gewoon een vriendinnetje. Zijn leven slingert heen en weer tussen uitersten. Dat brengt hem uiteindelijk in een therapeutische leefgemeenschap waar hij ook alles uit de kast trekt, en dat mag. Zijn uiterlijke, maar eigenlijk innerlijke queeste brengt hem uiteindelijk waar hij zijn wil: het besef dat je deugt. “Alsof er in de kern van je lichaam een minuscuul, keihard rood knikkertje schuilt waarin al je waarachtigheid huist.” De schaamte voorbij, stevent hij aan het einde van de roman naar het oosten, richting de opgaande zon.